WERKGEBIEDEN

COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE

Cognitieve gedragstherapie is een van de best onderzochte therapeutische benaderingen, waarvan de effectiviteit door talrijke klinische onderzoeken wordt bevestigd. De oorsprong ervan gaat terug tot de jaren zestig, toen de Amerikaanse psychiater Aaron Beck met succes zijn cognitieve therapie voor depressie begon te gebruiken. De methode van Beck, die wijst op het cruciale belang van negatieve overtuigingen over zichzelf, de wereld en andere mensen bij de ontwikkeling van depressie, is een inspiratiebron geworden voor het creëren van cognitieve modellen van andere psychische stoornissen en een vorm van therapie die gebaseerd is op het veranderen van onaangepaste overtuigingen.


Belangrijkste aannames

De cognitief-gedragsmatige benadering is gebaseerd op de veronderstelling dat gedachten, de emoties en het gedrag met elkaar verbonden zijn. Door betekenis te geven aan de situaties en ervaringen die men tegenkomt, creëert een persoon een individueel beeld van de wereld. Binnenkomende informatie wordt automatisch versterkt of afgewezen, afhankelijk van of deze past bij uw geloofssysteem of bij uw huidige staat. Daarom kan dezelfde situatie door twee verschillende mensen totaal verschillend worden geïnterpreteerd. Een depressief persoon die autorijdt, zal bijvoorbeeld aandacht besteden aan rode lichten en files, en ervan overtuigd raken dat hij altijd door de rode lijn rijdt en dat de wereld altijd tegen hem is. Dit zal hem natuurlijk alleen maar depressiever en nerveuzer maken. Op dezelfde route kan een positief persoon vooral groene lichten zien en genieten van een vlotte rit. De gegeven betekenis beïnvloedt welke emoties iemand ervaart en welke acties hij of zij onderneemt.

De essentie van cognitieve gedragstherapie is daarom het ontdekken, uitdagen en wijzigen van de negatieve, onvolledige, vertekende of overdreven interpretaties. Deze interpretaties liggen volgens de cognitief-gedragsmatige benadering aan de basis van het probleem. Door onze onaangepaste gedachten en interpretaties te veranderen, kunnen we het onaangepaste gedrag dat daaruit voortvloeit, veranderen. Deze therapie wordt met succes gebruikt bij de behandeling van depressie en angststoornissen.


Oorzaken van aandoeningen

De bron van de stoornis is een onaangepaste manier van denken, d.w.z. een manier van denken die de verschijning van onaangename emoties, fysieke sensaties en ongepaste reacties beïnvloedt. Een negatieve interpretatie van huidige ervaringen kan het gevolg zijn van het huidige welzijn, bijvoorbeeld depressie of nervositeit. Het kan ook een gevolg zijn van gevestigde cognitieve patronen met betrekking tot het beeld van zichzelf, de wereld en andere mensen.

Schema’s zijn een reeks overtuigingen die een filter vormen voor binnenkomende informatie: elementen die in het schema passen, worden geaccepteerd en elementen die niet passen, worden afgewezen. Iemand die zichzelf als ‘niet leuk’ beschouwt, zal de situaties die hij tegenkomt via dit filter interpreteren. Als de persoon bijvoorbeeld op straat een vriendin tegenkomt die haar niet opmerkt, zal ze ervan uitgaan dat ze opzettelijk werd genegeerd, terwijl er veel objectieve redenen kunnen zijn, zoals de verstrooidheid van de vriendin. Op deze manier worden onaangepaste patronen en de daaruit voortvloeiende emoties en gedragingen in stand gehouden, wat bijdraagt ​​aan het in stand houden van het probleem.


Een vorm van therapie

Cognitieve gedragstherapie richt zich op het heden, op zoek naar oplossingen voor de huidige problemen. Meestal duurt het 6 weken tot 6 maanden. Gedurende de gehele therapie wordt op dynamische wijze een beeld van het probleem van de patiënt gecreëerd, waardoor de meest effectieve acties voortdurend worden aangepast. Tijdens de sessie wordt het probleem van de patiënt opgesplitst in vijf componenten die elkaar wederzijds beïnvloeden en de volgende elementen worden besproken besproken: de specifieke situatie, de karakteristieke manier van denken die daarbij optreedt, de emoties en fysieke sensaties die zo’n denken oproept, en de handeling die een gevolg is van het voorgaande. Dankzij deze benadering van het probleem is het mogelijk om de individuele elementen te analyseren in termen van hun rationaliteit en logica en om te leren over hun wederzijdse invloed op elkaar.

Tijdens de sessie worden onaangepaste gedachten onderzocht (het cognitieve element van de therapie) om vervolgens hun rationaliteit in twijfel te trekken en op zoek te gaan naar gunstigere alternatieven. In het bovenstaande voorbeeld zou dezelfde situatie een positieve gedachte kunnen oproepen: “Maar die Janek leek diep in gedachten te zijn verzonken, hij liep er langs en merkte mij niet eens op!” Deze gedachte kan voor amusement (emoties) zorgen en je aanzetten contact op te nemen met Janek (gedrag) om hem bewust te maken van zijn gedrag en te vragen hoe het met hem gaat. Een positieve gedachte kan, in tegenstelling tot een onaangepaste, het contact met een vriend helpen verfrissen en versterken.

Therapie begint vaak met het veranderen van gedrag, het creëren van nieuwe gezonde gewoonten (gedragselement van de therapie). De patiënt wordt aangemoedigd gedragsexperimenten uit te voeren waarin hij de kans krijgt zijn eigen overtuigingen te testen door nieuw gedrag en nieuwe reacties uit te proberen. In het bovenstaande voorbeeld kunnen de therapeut en de patiënt deze situatie simuleren, te beginnen met een gedragsverandering: de patiënt belt een vriend op om de gebeurtenis uit te leggen. Bedenkt vervolgens welke gedachten tot zo’n reactie zouden kunnen leiden en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Gedurende de therapie zijn cognitieve en gedragsmatige elementen met elkaar verweven en vullen ze elkaar aan.

Therapie methode

Cognitieve gedragstherapie maakt gebruik van vele complementaire cognitieve en gedragsmatige technieken. Volgens het algemeen toegepaste principe “hoe groter de disfunctie, hoe meer gedragstechnieken; naarmate de toestand van de patiënt verbetert, worden cognitieve technieken vaker gebruikt.” Een goede relatie tussen therapeut en patiënt is cruciaal voor de effectiviteit van de gehele therapie en individuele technieken.

Van de cognitieve technieken is de socratische dialoog de meest basale en oudste techniek. Het doel is om de probleemgebieden in het cognitieve systeem van de patiënt te bereiken, vooroordelen in het denken te ontdekken en nieuwe manieren van denken te ontwikkelen om de realiteit te testen. De therapeut maakt gebruik van de socratische dialoog: door middel van een reeks vragen leidt hij de patiënt ertoe de overtuigingen en de aannames te ontdekken die ten grondslag liggen aan de automatische gedachten. Hij stelt vragen, luistert empathisch en vat de uitspraken van de patiënt samen, maar geeft geen eigen mening en geeft geen advies. Besteedt bijzondere aandacht aan opkomende tegenstellingen en vraagt ​​om uitleg daarvan. Door details, verklaringen en reflecties aan te moedigen, leidt de therapeut de patiënt ertoe nieuwe conclusies en oplossingen te formuleren. De socratische dialoog bevat ook elementen van andere cognitieve technieken, zoals verduidelijking, onderzoek, paradox en andere.

Paradox en overdrijving kunnen snelle veranderingen in het denken veroorzaken. Hun effectiviteit bij het identificeren en wijzigen van denkvervormingen hangt echter af van de therapeutische relatie en het gevoel voor humor van beide partijen.

Om de vloed aan de automatische gedachten te onderbreken, wordt vaak gebruik gemaakt van afleiding en het verleggen van de aandacht. Deze techniek wordt onder andere vaak gebruikt bij de behandeling van schizofrenie. Onderbreking kan worden bereikt door een plotselinge, intense stimulus, zoals klappen. Vervolgens moeten de gedachten worden omgeleid naar een taak die aandacht vereist, bijvoorbeeld in gedachten elke keer het getal zes aftrekken beginnend bij honderd.

Mededankzij het vastleggen van de gedachten kan de patiënt zichzelf beter leren kennen – ontdekken onder invloed van welke gedachten hij in specifieke situaties onaangename emotionele reacties en onaangepast gedrag ontwikkelt. Tegelijkertijd zoekt hij naar alternatieve interpretaties in plaats van onaangepaste, automatische gedachten.

Door gebruik te maken van de principes van conditionering en modellering die ten grondslag liggen aan het leerproces, leert de patiënt de mogelijke gevolgen van gedragsverandering en creëert hij nieuwe gunstige reacties en adaptieve gewoonten. Bij cognitieve gedragstherapie leert de patiënt negatieve gedachten en de onderliggende aannames te herkennen, deze te verifiëren en op passende wijze er op te reageren. De taken van de patiënt, bestaande uit het testen van de waarheidsgetrouwheid van zijn overtuigingen, aannames en verwachtingen en het opdoen van nieuwe ervaringen, gaan verder dan de tijd van de sessie en zijn gerangschikt volgens de moeilijkheidsgraad, zodanig dat ze met succes eindigen. Het weerleggen van hypothesen is de bron van succes en doorbreekt de vicieuze cirkel van onderlinge afhankelijkheid tussen de gedachten, de emoties en het gedrag.

Cognitieve gedragstherapie maakt ook gebruik van stress-instillatietraining, met als doel de automatische uitspraken van de patiënt over zichzelf te veranderen om zo zijn benadering van stressvolle situaties te veranderen. Vervolgens wordt de impact van de interne dialoog op het gedrag van de patiënt besproken en wordt de inhoud bepaald van nieuwe en meer adaptieve uitspraken die in stressvolle situaties zullen worden gebruikt. In de volgende fase, het verwerven van nieuwe vaardigheden, leert de patiënt de gevestigde uitspraken te gebruiken in stressvolle omstandigheden. De laatste fase is de overdracht van vaardigheden om met stress om te gaan die tijdens therapeutische sessies zijn verworven, naar echte stressvolle situaties buiten de therapiekamer.


Sterke punten

Cognitieve gedragstherapie ontwikkelt het zelfbewustzijn van de patiënt sterk. Door zich bewust te worden van de wederzijdse invloed van de gedachten, de emoties en het gedrag, ontwikkelen ze een gevoel van keuzevrijheid en controle. De patiënt wordt toegerust met hulpmiddelen en technieken die hij zowel buiten de therapie als ook na de afloop ervan kan gebruiken om zelfstandig de problemen aan te pakken en om de terugval te voorkomen. Als gevolg van het ontmaskeren van onaangepaste gedachten en het vervangen ervan door meer adaptieve overtuigingen, nemen ook het gevoel van eigenwaarde en de motivatie om te handelen toe. Technieken voor het identificeren en onderbreken van negatieve gedachten worden ook gebruikt als therapieondersteuning bij andere therapeutische benaderingen. De meeste groepstherapieën zijn gebaseerd op cognitief-gedragsmatige technieken.

Dit type therapie is effectief bij de behandeling van verschillende vormen van depressie en angststoornissen (ook bij kinderen), posttraumatische stressstoornis, sociale fobie, paniekaanvallen en obsessief-compulsieve stoornis. Cognitieve gedragstherapie levert betere resultaten op bij de behandeling van de symptomen van boulimie dan farmacotherapie. Het is ook effectief bij de behandeling van somatisch psychische stoornissen. Bovendien kan deze therapie met succes worden toegepast bij het omgaan met stress of bij de rehabilitatie van criminelen. Het levert ook goede resultaten op bij het verminderen van depressieve- en angstsymptomen van het premenstrueel stresssyndroom en bij de behandeling van perinatale depressie.


Beperkingen

De resultaten van het onderzoek naar de langetermijneffecten van de cognitieve gedragstherapie zijn niet doorslaggevend. Hoewel deze therapie u kan helpen om in korte tijd van vervelende kwalen en symptomen af ​​te komen, bereikt zij niet de psychologische basis van het probleem. Als gevolg hiervan kan hetzelfde, onopgeloste, diepgaande probleem zich na enige tijd openbaren in de vorm van andere externe symptomen. Therapie vereist dat de patiënt inzicht krijgt in zijn of haar eigen gedachten, emoties en verborgen aannames. Het is grotendeels gebaseerd op het eigen werk van de patiënt, die ‘huiswerktaken’ te doen krijgt. De huiswerktaken, waarop de effectiviteit van de therapie grotendeels is gebaseerd, kunnen door de patiënt worden afgewezen of verwaarloosd, vooral als de therapeut het doel ervan niet uitlegt en geen duidelijk verband legt met de problemen van de patiënt. Het verkrijgen van echte en blijvende resultaten kost tijd en oefening. Het uitdagen van negatieve gedachten en het zoeken naar adaptieve alternatieven in een toestand van depressie of ernstige angst kan een te grote uitdaging zijn voor de patiënt.