HULP BIJ AANDOENINGEN
Antisociale persoonlijkheidsstoornis (dissociale persoonlijkheid) – een persoonlijkheidsstoornis die 2-3% van elke samenleving treft en vaker voorkomt bij mannen dan bij vrouwen (3: 1).
Het wordt gekenmerkt door een permanent patroon van het negeren en overtreden van sociale normen en de rechten van andere mensen. Pathologisch gedrag uit zich vaak ook in impulsiviteit, onverantwoordelijkheid, weinig empathie, neiging tot liegen of onstabiele relaties. Deze kenmerken zorgen ervoor dat mensen met een dissociale persoonlijkheid vaker in conflict komen met de wet dan het grote publiek. Dit betekent niet dat iedereen met de stoornis in conflict komt met de wet.
Opgemerkt moet worden dat de basis van dissociale persoonlijkheid naast elkaar bestaande aangeboren (biologische) en externe (omgeving) factoren zijn. Van de biologische factoren zijn de meest genoemde het slecht functioneren van neuronale netwerken die verband houden met de algemeen begrepen emotionaliteit, die moeilijkheden veroorzaakt bij het beheersen van impulsen en agressief gedrag, en het niet voelen van empathie of wroeging. Bovendien wijst het op een verminderde reactiviteit van het autonome zenuwstelsel die gepaard gaat met de neiging van dissociale mensen om indrukken op te doen, om onverantwoord, maar ‘spannend’ gedrag te vertonen. Tegelijkertijd wordt de rol benadrukt van mogelijke omgevingsfactoren die het ontstaan en de ontwikkeling van een dissociale persoonlijkheidsstoornis kunnen beïnvloeden, zoals: onzekerheid en een onvervulde basisbehoefte aan liefde in de kindertijd – kinderlijke gevoelsarme, instrumentele relaties in het gezin , chaos en vaak geweld, evenals het probleem van verslaving van alcohol en andere psychoactieve stoffen, ze blokkeren de natuurlijke ontwikkeling van de almacht van de kindertijd en het gevoel dat er steun in de omgeving is. Gebrek aan of niet goed ontwikkeld hechtingspatroon (band met de ouder/voogd), het niet tonen van gevoelens bij het kind beletten hem om emotionele toestanden te leren herkennen, benoemen en dagelijks te gebruiken.
Typische kenmerken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis zijn: het niet naleven van de wet en ethische normen, en een egocentrisch, zielloos gebrek aan zorg voor anderen, gepaard gaand met bedrog, onverantwoordelijkheid, manipulatie en/of het nemen van risico’s.
Volgens de DSM-classificatie zijn de volgende criteria van toepassing op de antisociale persoonlijkheidsstoornis:
A. Matige of ernstige verslechtering van het persoonlijk functioneren, zoals blijkt uit kenmerkende problemen op twee of meer van de volgende vier gebieden:
B. Zes of meer van de volgende zeven pathologische persoonlijkheidskenmerken:
Mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis laten zich zelden uit eigen beweging behandelen. Het aangaan van een therapeutische alliantie en het behouden van de motivatie voor behandeling worden belemmerd door de volgende gemeenschappelijke kenmerken van patiënten: emotionele ongevoeligheid, bedrog, slechte emotionele en gedragsmatige controle en impulsiviteit. Momenteel worden er betere en meer pragmatische therapeutische programma’s ontwikkeld. De focus ligt op het verminderen van symptomen (antisociaal gedrag, onaangepaste overtuigingen of cognitieve vervormingen, soms interpersoonlijke problemen) bij pogingen om persoonlijkheid te behandelen. De programma’s zijn vaak gebaseerd op groepswerk en bevatten technieken die worden gebruikt in cognitieve gedragstherapie. Het is belangrijk dat de interventies zich ook richten op comorbide problemen (bijvoorbeeld verslaving, angst, stemmingsstoornissen) en op omgevingsfactoren die mogelijk storend zijn.
HULP BIJ AANDOENINGEN